Alban Berg (9 februari 1885 - 24 december 1935) |
Samen met Schönberg en Webern vormt Alban Berg het driemanschap van de z.g. "Tweede Weense School" (de eerste was het classicistische trio Haydn - Mozart - Beethoven, en waarschijnlijk zal eerst ons nageslacht er kunnen over oordelen of de geschiedenis al dan niet gelijk had door het eerste drietal zoveel belangrijker te maken).
Berg werd in Wenen geboren op 9 februari 1885, en had van huis uit alles mee om een carrière als kunstenaar op te bouwen: hij genoot van een onbekommerde jeugd in een rijk en gecultiveerd milieu. Zijn welgestelde ouders hadden in Karintië een riant buitenverblijf (het "Berghof"), en er werd vaak in familiekring gemusiceerd. Vooral zus Smaragda was zijn pianobegeleidster.
In 1900 sterft zijn vader waardoor de familie het financieel minder ruim krijgt.
In 1905 wordt hij na zijn eindexamen aan het gymnasium ambtenaar. Een jaar later beslist hij zijn baan eraan te geven om muziek te gaan studeren: na enkele probeersels met liederen, duetten en andere vocale muziek volgt hij compositielessen bij Arnold Schönberg. Daar wordt het driemanschap gevormd, gebaseerd op een diepe vriendschap en gelijklopende muzikale idealen.
In 1910 beschouwt hij zichzelf als afgestudeerd, en begint een loopbaan als componist. Een van zijn eerste werken, "12 Variaties en finale op een thema", werd door de kritiek onthaald als "Variaties op geen thema". Hij trouwt de operazangeres Helene Nahowski. Hij heeft met Schönberg diens grote verering voor Mahler gemeen.
Tijdens de oorlog was hij in militaire dienst van 1915 tot 1918, maar werd afgekeurd voor het eigenlijk frontwerk. De devaluatie die op de oorlog volgde bracht hem in geldnood. Hij leert het toneelstuk "Woyzzeck" van Büchner kennen en beslist het als libretto voor een opera te gebruiken. In 1921 komt die klaar, maar wordt aanvankelijk alleen op kritiek onthaald. Wel werd de drukfout op de affiche overgenomen, zodat de muzikale versie van Büchners meesterwerk zonder ypsilon door het leven moest. Eerst in 1929 kwam de grote doorbraak door toedoen van Erich Kleiber, dirigent aan de Berlijnse Staatsopera. Intussen had hij reeds waardering geoogst met zijn "Strijkkwartet opus 3" tijdens de Musikfestspiele van Salzburg.
In 1919 wordt hij compositieleraar en krijgt een functie bij Schönbergs "Verein für musikalische Privataufführungen". Zijn "Lyrische Suite für Streichquartett" is het eerste werk waarin hij (zij het nog maar gedeeltelijk) de twaalftonentechniek van zijn leermeester toepast (1925/26). Een aanbieding als professor aan de Berlijnse Musikhochschule neemt hij niet aan, en de toenemende kritiek van het nazi-regime op zijn werk brengen hem tot honger. Voor zijn 50ste verjaardag wordt hem nog een groots huldeconcert aangeboden. Hij beëindigt in 1935 zijn Vioolconcerto, en begint aan een tweede opera "Lulu" naar een werk van Frank Wedekind. Die geraakt nooit afgewerkt omdat hij sterft aan de gevolgen van een slechtverzorgde insektenbeet op 24 december 1935.
|
Bron: Componisten.net |