Gustav Mahler (7 juli 1860 - 18 mei 1911) |
Op 7 juli 1860 werd Gustav Mahler geboren in het Boheemse Kalischt uit Joodse ouders. Niet lang na zijn geboorte verhuist de familie naar Iglau in Moravië, een garnizoenstadje dat zijn sporen heeft nagelaten in Mahlers composities in de vorm van militaire signalen. Tijdens zijn middelbare studies volgt hij aan het Conservatorium van Wenen piano bij Epstein, harmonie bij Fuchs en compositie bij Krenn. De eindexamens van het gymnasium en conservatorium vallen samen, en daarna schrijft hij zich in aan de universiteit voor wijsbegeerte en geschiedenis. In het kader van die lessen volgt hij het facultatieve college bij Bruckner, die een blijvende invloed op zijn werk zou hebben, en wiens werken hij later als dirigent vaak op het programma zou plaatsen.
Mahlers eerste betrekking was die van dirigent aan het zomeroperettentheater van Bad Hall. Daarna volgen posten in Laibach, Olmütz en Kassel. In die laatste stad kon eindelijk ook Wagner en Mozart geprogrammeerd worden omdat er hier wel behoorlijke krachten voorhanden waren. Maar omdat hij slechts tweede kapelmeester was, waren deze "klassieke" werken niet voor hem. Na een kort verblijf in Leipzig en Praag, wordt hij operadirecteur aan de Koninklijke Opera van Boedapest, of wat hiervan overbleef: om enig resultaat te kunnen behalen, moest hij eerst de hele onderneming op alle gebied saneren. Voor de medewerkers was hij iets te veeleisend en te compromisloos, en door een wijziging aan het theaterstatuut werden hem alle autoritaire rechten ontnomen. Hij nam ontslag en werd prompt aangesteld als eerste dirigent te Hamburg.
Van 1897 tot 1907 was hij directeur van de Hofopera in Wenen. Om die aanstelling te krijgen had hij zich eerste tot het katholicisme moeten "bekeren". Hij werkte die opera op tot één van de belangrijkste van Europa door een gedurfd repertoire en door het aantrekken van beroemde solisten. Als assistent kreeg hij Bruno Walter, en samen maakten ze van het orkest het gaafste geheel dat de concertluisteraar ooit te horen kreeg. In 1901 huwt hij de schildersdochter Alma Schindler. Vijf jaar na de "Kindertotenlieder" sterft hun oudste dochtertje. Hij moet zijn activiteiten inperken als de eerste symptomen van een hartkwaal aan het licht treden.
Als gevolg van intriges, die onvermijdelijk schijnen te behoren tot kunstenaars op zijn niveau, moest hij 1907 ontslag nemen, en verliet Wenen op het hoogtepunt van zijn carrière, om in New York aan de Metropolitan Opera het Duitse repertoire voor zijn rekening te nemen. Ook werkte hij als dirigent van Philharmonic Orchestra. Vier jaren na mekaar pendelde hij tussen Europa en Amerika. 's Zomers nam hij, zoals hij altijd gedaan had, de tijd om in zijn zomerverblijf in de bergen uit te rusten. Toen bleek dat hij de grenzen van zijn eigen krachten overschat had: een reeks gastconcerten in Amerika moest voortijdig afgebroken worden. Via een hartspecialist in Parijs kwam hij in Wenen terecht, waar een longontsteking het einde betekende. Hij stierf er op 18 mei 1911.
|
Bron: Componisten.net |
Deze lijst met schrijfwijzen wordt automatisch gegenereerd uit zoektermen en
externe concertagenda's en moet het mogelijk maken dat bezoekers die andere
schrijfwijzen hanteren via zoekmachines toch deze pagina kunnen vinden.