Bartóks De Wonderbaarlijke Mandarijn (oorspronkelijke titel Der Wunderbare Mandarin) is een ballet pantomime in 1 akte, gecomponeerd in de jaren 1918-1924. De première in 1926 in Keulen veroorzaakte een schandaal, en het stuk mocht daarna niet meer in Keulen uitgevoerd worden. De uitvoering in Praag daarna had meer succes, maar het stuk is sinds die tijd vrijwel alleen maar uitgevoerd als concert suite, die ongeveer tweederde van de oorspronkelijk muziek bevat. De partituur is over het algemeen nogal 'zwart', en er zitten veel chromatische toonladders in en trillers en tremolo's in het hout. Daarnaast veel glissandi voor hoorns, trombones en tuba, en clusteraccoorden en tremolo's voor de piano. Ook de strijkers spelen veel toonladders, dubbelgrepen, trillers, tremolo's en glissandi. Verder moet er een aantal bijzondere technieken gebruikt worden, zoals 'fluttertonguing' (een frr-frr geluid maken) voor de fluiten, bekkens langs elkaar schuren, glissandi in de pauken, col legno en ponticello voor de strijkers, scordatura bij de celli, en ook kwarttonen voor de violen. Kortom, er wordt een heel arsenaal aan technieken gebruikt, en dat maakt het stuk er niet makkelijker op. Bron: Projectorkest Utrecht, 2006 |