Ludwig Spohr (5 april 1784 - 22 oktober 1859) |
Louis Spohr werd geboren op 5 april 1784 in het Duitse Brunswick, maar verhuisde twee jaar later naar Seesen. Zijn ouders, beiden musici, ontdekten al vroeg de muzikale talenten die hij bezat. Toen hij amper vijf jaar was, begon hij vioollessen te volgen bij twee goede amateur-violisten. Een van hen, de Fransman Dufour, was onder de indruk van het spel van de kleine Louis en overhaalde zijn vader hem naar Brunswick te sturen om er verder te studeren.
Hij kreeg er vioolonderricht en contrapunt, het enige theoretische vak dat hij ooit gevolgd heeft. Hij leerde zelf componeren door aandachtig de partituren van de grote componisten zoals Mozart te bestuderen. Zijn eerste optreden op een schoolconcert, waar hij een zelfgeschreven concerto speelde, was alvast een succes: hij werd uitgenodigd om te spelen voor de hertog.
In 1798 draaide zijn eerste tournee op een ware flop uit: hij moest zelfs helemaal te voet terug uit Hamburg naar Brunswick. Daarop moest hij bij de hertog gaan aankloppen om financiële steun te krijgen. Na enig zoekwerk vond de hertog hem een nieuwe vioolleraar, Franz Eck, met wie hij in 1802 op tournee richting Rusland ging. Gedurende deze periode componeerde Louis Spohr een aantal werken. In Sint-Petersburg ontmoette hij John Field en Muzio Clementi.
Teruggekomen in Brunswick ging werd hij violist aan het hof. Zijn vorderingen werden meteen opgemerkt. Het succes groeide, en hij startte een met een aantal tournees in de naburige steden. In Weimar leerde hij zijn vrouw, Dorette Scheilder, kennen. Na een aanbod van de hertog van Gotha begonnen ook zijn composities bekend te raken. Hij componeerde een aantal opera's, een symfonie en concerti. Daarna verbleef hij enkele jaren in Wenen, waar hij Beethoven leerde kennen. Hoewel hij veel bewondering had voor Beethovens vroege werken, kon hij zijn latere oeuvre niet appreciëren.
In 1815 verliet hij Wenen om twee jaar lang te zwerven doorheen Bohemen, Duitsland en Italië. In 1817 vestigde hij zich enige tijd in Frankfurt, waar hij een aantal succesvolle opera's componeerde. Daarna verhuisde hij nog maar eens, nu naar Londen, waar hij een aanbod had gekregen van de Philharmonic Society. Hij schreef er zijn tweede symfonie, die met veel enthousiasme onthaald werd.
Na een kort verblijf in Parijs ging Spohr naar Dresden, waar hij Carl Maria von Weber leerde kennen. Hoewel beiden veel kritiek hadden op elkaars muzikale opvattingen, groeide er een sterke vriendschapsband tussen de twee componisten. Toen Weber een mooie post als hofcomponist in Kassel aangeboden kreeg, liet hij deze aan Spohr over. Hij begon er in 1822 te werken en zou er tot aan het einde van zijn leven mogen blijven. Hij schreef er zijn grootste werken. Hij onderhield zijn goede reputatie, eerder als componist dan als violist.
In 1833 stierf zijn vrouw, maar hij hertrouwde drie jaar later met de pianiste Marianne Pfeiffer. In de jaren daarop reisde Spohr dikwijls heen en weer tussen Engeland en Kassel. Merkwaardig is het feit dat Spohr zich in die periode ging interesseren voor de muziek van Wagner, terwijl hij helemaal niet (meer) hield van Beethovens werken.
De laatste tien jaar uit zijn leven hield hij zich meer en meer bezig met politiek. Onder meer daardoor raakte hij in de problemen, waardoor er op den duur processen tegen hem liepen, die hij verloor. Toen hij in 1857 ook nog zijn arm brak, was zijn carrière als violist definitief gedaan. Hij stierf twee jaar later, op 22 oktober 1859 in Kassel.
Spohr voerde twee belangrijke praktische vernieuwingen in: hij was de eerste dirigent die gebruik maakte van een dirigeerstok, en is tevens uitvinder van de schoudersteun voor de viool.
|
Bron: Componisten.net |